Uit een onderzoek dat ik heb gedaan, bleek dat veel leerlingen moeite hebben met het bepalen of een werkwoord sterk of zwak is. Je moet de sterke werkwoorden gewoon onthouden! Je kunt het niet echt 'bepalen'; de sterke werkwoorden moet je uit je hoofd leren.
Het onderscheid tussen sterke en zwakke werkwoorden heb je nodig bij de verleden tijd en het voltooid deelwoord.
Een sterk werkwoord verandert van klank in de verleden tijd.
In de link hieronder vind je een lijst van Beter Spellen met heel veel sterke werkwoorden.
https://www.beterspellen.nl/website/index.php?pag=113
Hieronder vind je een oefening met sterke werkwoorden. Zet de sterke werkwoorden in de verleden tijd (v.t.).
1. schijnen De zon ______________ heerlijk op het land.
2. slaan De hockeyer ___________ de bal in het doel.
3. komen Gisteren __________ mijn oom even langs.
4. lopen De mensen ___________ gewoon door.
5. gaan Vader en moeder ___________ samen uit.
6. kunnen Hij __________ zijn aandacht niet bij de les houden.
7. vinden Deze les _________ Piet erg vervelend.
8. staan De bergeend ____________ op zijn kop in het water.
9. blijven Jeanette __________ naar het boekje zoeken.
10. duiken De futen _________ onder water.
11. komen Na enige tijd ___________ ze weer boven.
12. grijpen Moeder ___________ net op tijd het meisje vast.
13. winnen Wie ___________ de eerste prijs?
14. meten De meester ___________ de lengte van ons lokaal.
15. werpen De inbreker ____________ een steen door de ruit.
Antwoorden:
1. scheen
2. sloeg
3. kwam
4. liepen
5. gingen
6. kon
7. vond
8. stond
9. bleef
10. doken
11. kwamen
12. greep
13. won
14. mat
15. wierp
Maak jouw eigen website met JouwWeb