Natuurlijk zijn er uitzonderingen! Er zijn werkwoorden die een aparte vervoeging hebben in de tegenwoordige tijd en verleden tijd. Het gaat om de werkwoorden:
- zijn
- hebben
- willen
- zullen
- kunnen
- mogen
Vooral de eerste, tweede en derde persoon enkelvoud volgen bij deze werkwoorden niet het gewone schema.
ZIJN
t.t v.t.
ik ben, jij bent, hij is ik was, jij was, hij was
wij zijn, jullie zijn, zij zijn wij waren, jullie waren, zij waren
voltooid deelwoord: geweest
HEBBEN
t.t. v.t
ik heb, jij hebt, u heeft, hij heeft ik had, jij had, hij had
wij hebben, jullie hebben, zij hebben wij hadden, jullie hadden, zij hadden
voltooid deelwoord: gehad
WILLEN
t.t. v.t.
ik wil, jij wilt, hij wil ik wilde (wou), jij wilde (wou), hij wilde (wou)
wij willen, jullie willen, zij willen wij wilden, jullie wilden, zij wilden
voltooid deelwoord: gewild
ZULLEN
t.t. v.t.
ik zal, jij zult, hij zal ik zou, jij zou, hij zou
wij zullen, jullie zullen, zij zullen wij zouden, jullie zouden, zij zouden
voltooid deelwoord: -
KUNNEN
t.t. v.t.
ik kan, jij kunt, hij kan ik kon, jij kon, hij kon
wij kunnen, jullie kunnen, zij kunnen wij konden, jullie konden, zij konden
voltooid deelwoord: gekund
MOGEN
t.t. v.t.
ik mag, jij mag, hij mag ik mocht, jij mocht, hij mocht
wij mogen, jullie mogen, zij mogen wij mochten, jullie mochten, zij mochten
voltooid deelwoord: gemogen
Maak jouw eigen website met JouwWeb